Foto: Pexels | Lukas
In de onlangs gehouden raadsvergadering in de gemeente Nunspeet werd het Raadsvoorstel Vastelling Programmabegroting 2025-2028 besproken. De begroting is het document waar de gemeentelijke uitgaven en inkomsten bij elkaar worden gebracht. Het is als het ware de offerte van het college aan de gemeenteraad voor het uitvoeren van activiteiten in de komende periode. Het vaststellen van de begroting is een wettelijke taak van de gemeenteraad, vastgelegd in de Gemeentewet.
De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om financiële middelen beschikbaar te stellen. Dat heet ‘budgetrecht’. Door de begroting vast te stellen geeft de gemeenteraad het college toestemming om geld uit te geven aan de afgesproken activiteiten. De begroting is dan ook voor ieder raadslid van belang.
Nu lees ik in de plaatselijke krant ‘tijdens de beantwoording van de algemene beschouwingen van de partijen, dat is het moment waarop raadsleden hun politieke visie geven op de toekomst van de gemeente en reageren op de plannen van het college van burgemeester en wethouders, ontstond bij de ChristenUnie enige verbazing over een uitspraak van wethouder Groothuis (SGP). Die hekelde het grote aantal vragen dat is gesteld vooraf aan de behandeling van de begroting. Vragen die volgens hem niet relevant zijn, te politiek getint en soms lijkend om ontwikkelingen te dwarsbomen’.
Met dat laatste stapt de wethouder (weer) in de slachtofferrol. Fractievoorzitter Pluim van de ChristenUnie voelde zich door deze kritiek geremd in zijn rol als raadslid. Door vragen wil hij meer duidelijkheid verkrijgen als het gaat om beslissingen die moeten worden genomen.
En terecht!
De wethouder lijkt zich aangevallen te voelen door het grote aantal vragen en reageert daarop door de relevantie en motieven van de vragen in twijfel te trekken. Door de vragen af te doen als irrelevant of te politiek getint, ondermijnt de wethouder het democratische recht en de plicht van raadsleden om het college te controleren. De wethouder lijkt niet bereid om volledige openheid van zaken te geven, wat de controlerende taak van de raad belemmert. Als lid van het college heeft de wethouder de plicht om de raad van alle benodigde informatie te voorzien voor een goede behandeling van de begroting. In plaats van constructief samen te werken met de raad, neemt de wethouder een superioriteitshouding aan alsof hij het beter weet. Door de legitimiteit van de vragen in twijfel te trekken, ondermijnt de wethouder de kader stellende en controlerende rol van de gemeenteraad.
En welke fractie riep en roept altijd het hardst om kaders? Precies. Zijn eigen SGP-fractie. Maar wat doet de fractievoorzitter van de SGP? Die springt (weer) in de redderrol voor zijn eigen wethouder en voert (weer) het woord voor het college. Want ja volgens de SGP (Wij van WC-eend) is het de beste wethouder die we ooit in Nunspeet hebben gehad. Het doel heiligt blijkbaar álle middelen. Een professionele houding zou zijn om alle vragen serieus te nemen en zo goed mogelijk te beantwoorden, ongeacht de persoonlijke mening van de wethouder over de relevantie.
Dit gedrag past niet bij de rol van een wethouder in het duale stelsel, waarin de raad als hoogste orgaan het college controleert. De wethouder zou juist open moeten staan voor vragen en bereid moeten zijn om verantwoording af te leggen, zelfs als hij de vragen als lastig of onnodig ervaart.
Om het gedrag van de wethouder aan te pakken kan de gemeenteraad verschillende acties ondernemen. Dat heet het raadsinstrumentarium. Raadsleden kunnen schriftelijke vragen stellen om opheldering te krijgen over specifieke vragen die de wethouder als irrelevant beschouwt. De raad kan een motie indienen om het ongenoegen over het gedrag van de wethouder uit te spreken en hem op te roepen zijn houding te veranderen. De raad kan gebruik maken van het recht op inlichtingen om de wethouder te dwingen de gevraagde informatie alsnog te verstrekken.
De raad kan de wethouder wijzen op de gedragscode voor bestuurders, waarin normen voor integer en transparant bestuur zijn vastgelegd. Ook kan de raad de burgemeester als voorzitter van het college en de raad, vragen om in gesprek te gaan met de wethouder over diens houding. De raad kan investeren in betere ondersteuning, zoals een sterkere griffie, om de informatiepositie te verbeteren. In het uiterste geval kan de raad besluiten tot het instellen van een formeel onderzoek naar het functioneren van de wethouder.
Uit onderzoek in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse zaken ‘naar de toepassing van het raadsinstrumentarium voor controle en kaderstelling in de gemeentelijke praktijk’ is een van de conclusies ‘dat bovengenoemd instrumentarium niet altijd goed wordt gebruikt en dat kaderstelling en controle door gemeenteraden beter kan en beter moet’. Nunspeet is daar een treffend voorbeeld van.
De ChristenUnie deed in ieder geval een poging maar dan moet een wethouder wel mee- i.p.v. tegenwerken. Pas dán bereik je samen meer dan alleen.
0 reacties